Ongeveer 150 jaar geleden was er geen pensioenstelsel. Mensen waren in die tijd zelfvoorzienend in hun dagelijkse levensbehoeftes en de oudere generatie werd verzorgd door jongere generaties. De opkomst van de industriële revolutie bracht ons in een tijd van grote vooruitgang maar langs de andere kant werden wij ook minder zelfvoorzienend.
Daarmee kwam de behoefte aan een pensioenstelsel op gang. Vaak was via de werkgever een versoberde vorm van pensioen geregeld, een inkomen dat ver onder het minimum lag. Hierdoor kwam er een enorme vraag vanuit de bevolking naar de overheid om sociale voorzieningen te regelen.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam er steeds meer aandacht voor ouderdom en pensioen. In 1947 introduceerde Willem Drees zijn plan voor een noodwet voor ouderenzorg. Die wet zorgde voor ouderdomsuitkering voor loontrekkenden én niet-loontrekkenden. In 1957 volgde de Algemene Ouderdomswet (AOW) de Noodwet op.
Pensioen- en spaarfondsenwet
Ondertussen trad in 1952 de Pensioen- en spaarfondsenwet in werking: pensioenpremies werden buiten de onderneming ondergebracht in een pensioenfonds- of een -verzekeraar. Ook bepaalde de wetgever dat een werknemer die pensioen had opgebouwd, bij vertrek of ontslag recht had op premievrij pensioen. De Pensioen- en spaarfondsenwet werd in 2007 vervangen door de nieuwe Pensioenwet die tot vandaag de dag geldt.
In de periode na de introductie van de Pensioen- en spaarfondsenwet brak een gouden tijd aan. Veel werknemers hadden een eindloon- of middelloonregeling, werknemers konden eerder stoppen met werken middels prepensioen of VUT-regeling. Ook de voorzieningen bij ouderdom en overlijden vanuit de overheid waren optimaal. Vanaf 1995 is een verandering zichtbaar. De beschikbare premieregeling wordt geïntroduceerd, om recht te hebben op sociale voorzieningen moet iemand aan bepaalde eisen voldoen en de AOW-leeftijd wordt verhoogd.
drie pijlers: overheid, werkgever en privé
Op dit moment bestaat het pensioenstelsel uit drie pijlers, die in inkomsten voorzien bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
De overheid speelt dus een belangrijke rol bij de wet- en regelgeving. Wij kunnen niet in een glazen bol kijken. Hoe ons pensioenstelsel er over 10, 20 of 30 jaar uitziet, kunnen wij u niet precies vertellen. Maar er zijn wel trends en ontwikkelingen zichtbaar. De overheid versobert de mogelijkheden omtrent pensioenopbouw en de AOW-leeftijd wordt verhoogd. De verwachting is dat het pensioen minder zeker gaat worden, maar dit betekent niet dat het pensioen zeker minder hoeft te zijn! De veranderingen in ons pensioenstelsel heeft als rode draad individualisering. Binnen een collectieve pensioenregeling krijgt de werknemer steeds meer individuele keuzes. Denk daarbij aan het afsluiten van een Anw-hiaatverzekering, extra bijsparen of doorbeleggen. Uiteraard is het wel belangrijk dat iemand op de hoogte is van de voor- en nadelen van de keuzes die gemaakt kunnen worden.
In de komende nieuwsbrieven zullen wij de inkomsten bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid op basis van het 3 pijler systeem nader toelichten.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.